Brandnetels
Er groeien in onze tuin twee brandnetelsoorten. De kleine brandnetel (Urtica urens) en de grote brandnetel (Urtica dioica).
Allebei de soorten houden van voedselrijke grond, een bodem met veel stikstof. Ze overleven de winter door lange wortelstokken (ondergrondse stengels die geel van kleur zijn). Als je ze dus afmaait of weg schoffelt ben je er nog niet van af.
Op de opperhuid van de bladeren zitten holle brandharen die gevuld zijn met een bijtende stof. Als je zo’n haar aanraakt prikt die een klein gaatje in je huid en veroorzaakt de vloeistof een stekend gevoel en een klein bultje.
De bloemen zijn klein en onopvallend. Ze lokken ook geen insecten maar worden bestoven door de wind.
Maar vooral de grote brandnetel is ook heel lekker! De jonge scheuten in het voorjaar zijn te eten als spinazie. Ze hebben een hoge voedingswaarde: onder andere ijzer, calcium, selenium, kalium, magnesium, kiezelzuur, vitamines A, B, C, D, E en K en veel voedingsvezels.
